Op een mooie lentemorgen loopt Lina de eenhoorn in het sprookjesbos. Onderweg ontmoet ze Pili, een klein konijntje met een zijdeachtige vacht en een vastberaden blik. Met haar schattige snuitje blaast Pili met al haar kracht op de magische paardenbloem die tussen de bomen troont.

Veel te groot voor haar, de grote gele bloem blijft roerloos, ondanks alle inspanningen van het konijn dat buiten adem raakt om de zaden die in haar hart liggen weg te laten vliegen. Het is echter essentieel dat deze kleine zaadjes met hun magische kracht naar de hemel vliegen, waar ze veranderen in heldere sterren die de dieren van het bos 's nachts verlichten.

Lina, een wijze en welwillende eenhoorn, stelt aan Pili voor om haar op haar rug te laten klimmen om haar dichter bij de paardenbloem te brengen. Maar niets helpt, de gigantische bloem blijft buiten het bereik van het konijntje dat weigert op te geven.